HUBERT UNDERBERG (1817-1891)
De stichter van de firma, Hubert Underberg, was 9 toen zijn vader in 1826 stierf. Zijn moeder dreef een winkel in koloniale waren en een kleine azijnfabriek. Zij had grote plannen met haar zoon en stuurde hem op zijn twaalfde naar Luik om Frans te leren. Zijn leerjaren bracht hij door in firma's en banken in Amsterdam, Rotterdam en vooral Antwerpen. In deze laatste stad ontdekte hij de gewoonte om de smaak van jenever met een scheutje kruidenextract te verzachten. De smaak verschilde van café tot café, volgens samenstelling van de kruiden en de toegevoegde hoeveelheid. De jonge Hubert vatte het plan op een kruidendrankje samen te stellen, dat altijd dezelfde smaak had. Omdat hij later kruiden uit 43 landen betrok, wordt vermoed dat hij een deel van zijn kruidenkennis van zeelui in de Antwerpse haven opstak. Op zijn trouwdag op 17 juni 1846 - hij was toen 29 - richtte Hubert in Rheinberg ook zijn firma op. Uit alles blijkt dat hij vanaf het eerste ogenblik een product op de markt wou brengen dat opviel: door de 43 kruiden, door ze te laten trekken in verwarmde vloeistof, door de hoogwaardige alcohol (44 graden), door de vorm van de fles, de verpakking (geel stropapier), zijn handtekening, enzovoort. Slechts één element was niet zo uniek, namelijk het etiket zelf. Dat nam hij gewoon over van een bestaande Antwerpse distilleerderij, Boonekamp genaamd, inclusief de Nederlandstalige tekst. Daar zou hij later spijt van krijgen. Vanwege het succes ervan werd zijn drank veel geïmiteerd. Ononderbroken moest hij tegen vervalsingen ten strijde trekken. Tot op de dag van vandaag worden in Rheinberg de procesverslagen bewaard: zeven dikke boekwerken, goud op snee. Intussen is nieuw materiaal voor nog twee delen voorhanden. Pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw voorzag de wetgeving in Duitsland middelen om niet alleen een firmanaam maar ook een merknaam te beschermen. Maar 'het boonekampje' was tegen die tijd, juist door het succes ervan, al een soortnaam geworden. Bescherming bleek niet mogelijk. Zeker niet nadat Underbergs concurrenten ontdekten dat de naam brutaalweg van een Antwerpse firma was gejat. Stilaan verdween het woord Boonekamp op de flessen en werd het door Underberg vervangen. Al die jaren hielden Hubert Underberg en zijn vrouw het geheim van de samenstelling voor zich. Toen Huberts vrouw in 1882 overleed, wijdde hij zijn enige zoon in, Hubert II. Hubert II (1861-1935) kreeg twaalf kinderen van wie Emil I (1904-1958) de opvolger werd. Het was Emil I - een man met een dwerggestalte van 1,43 meter - die na de Tweede Wereldoorlog op het geniale idee kwam de drank alleen nog in monsterflesjes te verspreiden. Overigens tot groot ongenoegen van café-uitbaters en restauranthouders. Alcohol was in die dagen nog gerantsoeneerd, daar moest je iets op verzinnen. Overigens kon door de flesjes de kwaliteit tot bij de verbruiker gegarandeerd worden. Eerder had de firma een legertje proevers in dienst om in cafés en restaurants te controleren of er niet met de drank geknoeid was. Juist door de kleine verpakking raakte het maagbitter in bredere lagen van de bevolking verspreid. Tussen 1958 en 1983 nam Emils vrouw het roer in handen. Vandaag is Emil IIi (o1941), de vierde generatie, aan de macht. Emil II bouwde het familiebedrijf uit tot een internationaal concern met een omzet van een miljard mark, waarvan het kruidendrankje slechts 20% uitmaakt. Underberg telt vandaag 1800 werknemers, van wie er 450 in Duitsland werken. |