Exclusieve merkportretten op Brandhome

In de recent verschenen herdruk van De Kroon op het Merk gaat de Belgische auteur Marcel Grauls verder dan de merknaam alleen. Grauls neemt de bezoekers van Brandhome mee op een zoektocht naar de personen achter werelds grootste merken. In de komende weken zal Brandhome 10 exclusieve merkportretten de revue laten passeren.

Merkportret 4:
HONDA, hoe als kind de geur van motorolie hem in extase bracht en het wereldmerk Honda geboren werd

Honda is vandaag een van de sterkste automerken ter wereld. Derde in Japan, derde in de Verenigde Staten. Wereldwijd honderdduizend werknemers,...

Gewijzigd op: 09-12-2002

Het Begin

Het heeft alle wereldkampioenschappen in de wacht gesleept die er in motor- en de formule-1-autosport te winnen zijn. Nochtans is Honda een zeer jong merk. Pas in 1962 kwam het met zijn eerste auto op de markt. Soichiro Honda, de man die dit allemaal mogelijk maakte, was de zoon van een arme smid in een afgelegen vallei van Midden-Japan. Kort voor zijn dood heeft hij in een interview nog verteld hoe hij als kind gek was op motorolie. Op het Japanse platteland in het begin van de 20ste eeuw was de enige motor die van een rijstpelmachine. Toen hij twee of drie jaar oud was haalde hij zijn grootvader over om de machine te bezoeken. De heerlijke olielucht maakte hem gek. Honda: 'De volgende dag liep ik van huis weg richting machine, ik holde zo hard dat ik in de padie viel. Gelukkig zag een jonge boerin me, anders was ik verdronken.' In 1913 stopte voor het eerst een auto, een Ford-T, in het dorp Komyo. Er lekte wat olie. De achtjarige Soichiro, die voor het eerst in zijn leven een auto zag, boog zich over de vlekken, snoof de lucht op als een hond en smeerde zijn handen in met het zwarte goedje. Honda: 'Ik was in extase. Vanaf dat ogenblik stond het voor mij vast dat ik later zelf auto's zou maken.' Een jaar later reed hij met de fiets, tijdens de les, twintig kilometer ver om een vliegtuig te zien. Honda was duidelijk genetisch voorbestemd. Hij had te weinig 'zitvlees' om naar school te gaan en zwierf graag rond. Honda: 'Op een keer was het zo erg dat mijn vader me met mijn handen aan een paal vastbond langs de weg die voor ons huis liep.' Hij bleef zijn hele leven een wildebras, een excentrieke figuur. Omdat volgens Honda uitvinders een soort van kunstenaars zijn, wou hij de wereld al eens verbazen in een mooi roze of knalrood pak. Auto's maakte hij aanvankelijk alleen maar om zelf te kunnen racen. Toen hij al in de tachtig was ontdekte hij het deltavliegen. Zelfs de oude Honda was een vermoeiende man, zo zeggen zijn vrienden. Een biograaf: 'Hij had een aparte loop. Hij liep niet maar hij sprong, en alle delen van zijn lichaam sprongen mee.'

Racen zonder gordel

Soichiro Honda was in 1906 als oudste van vijf kinderen van de dorpssmid van Komyo ter wereld gekomen. De smid werd verondersteld zich om de zeisen en de ploegscharen van de boeren te bekommeren, maar hij had ook interesse voor wapens en fietsen. Na verloop van tijd schakelde hij helemaal over op de reparatie en verkoop van fietsen. Vader Honda deed zijn 15-jarige zoon in 1921 bij een fietshandelaar in Tokio in de leer. Die schakelde langzaam over op motorfietsen en auto's. In 1927 liet hij Soichiro een filiaal openen in een ander stad. Daar knutselde hij zijn eerste racewagen in elkaar. De motor hadden Soichiro en zijn broer uit een afgedankt Amerikaans vliegtuig gehaald. Geen wonder dat hun auto er in de eerste wedstrijd mooi vandoor ging. Op de rechte stukken haalden de heren 120 kilometer per uur, een waanzinnige snelheid in die dagen. Zonder helm of veiligheidsgordels, wel te verstaan. Even later verongelukten ze. Ze waren allebei zwaar gewond, Soichiro hield er voor de rest van zijn leven en aangezichtsverlamming aan over. Maar hij zou wel twintig jaar lang het snelheidsrecord op die omloop behouden. Honda stelde vast dat vele auto-onderdelen in die jaren onbetrouwbaar waren, vooral die hittebestendig moesten zijn, zoals zuigers en zuigerveren. Hij zette zijn eerste eigen bedrijfje op met als doel die te perfectioneren. Hij oogstte succes, maar hij was niet tevreden. Honda: 'Ik moest toegeven dat mijn niveau onvoldoende was. Het ontbrak me gewoon aan een solide basis.' Dus trok hij op zijn 31ste naar school, de technische hogeschool van de naburige stad.
Na twee jaar had hij voldoende kennis om een wonder-zuigerveer te ontwikkelen. Maar de school gaf hem geen diploma omdat hij niet op alle examens was verschenen. Honda: 'Ik zei tegen de professor: aan een diploma heb je nog minder dan aan een bioscoopkaartje. Daarmee kun je tenminste nog de zaal in.' De zuigerveren hadden succes; onder meer Toyota was een grote afnemer. In 1941 stak Toyota zelfs kapitaal in zijn zaak. Vanaf 1941 moest hij overschakelen op onderdelen voor de oorlogsindustrie. Hij ontwikkelde een betere propeller voor de Zero, het beroemdste Japanse marinevliegtuig uit de Tweede Wereldoorlog. Wegens aan de keizer bewezen diensten kreeg hij daarvoor de titel 'Held van de industrie'. Voor een hoog bedrag verkocht hij in 1945 zijn bedrijf aan Toyota en deed een jaar niets. Of toch wel, eerst kocht hij een groot vat en een stel distilleerkolven en begon whisky te stoken voor eigen gebruik en om aan zijn vrienden te geven. Vervolgens trok hij als een soort zwerfmonnik een jaar lang kriskras door Japan, nooit zonder zijn shakuhachi, een Japanse fluit. Na de atoombommen was de ontreddering in Japan groot. Honda herhaalde voor zichzelf ??n zin van Boeddha: 'Niets is belangrijk, vervolg je weg.'

Grootvader op Honda

Die weg kon voor hem alleen naar motoren lopen. Einde 1946 kocht hij voor een prikje vijfhonderd motorblokjes van legerzendapparatuur en monteerde die in het frame van een fiets. De Japanse stedelingen leden honger en moesten grote afstanden naar het platteland afleggen om zich te bevoorraden. De fiets-met-motor sloeg letterlijk aan. In die dagen ontmoette hij Takeo Fujisawa, het financi?le genie dat het technisch vernuft van Honda perfect zou aanvullen. Fujisawa nam de marketing en het management voor zijn rekening, Honda dacht de machines uit 'die iedereen wil bezitten'. Eind 1948 ging de eerste lichte motorfiets van complete Honda-makelij in productie, de 'Dream' type D, een tweetaktmotor. Het ding maakte een hels kabaal, dus volgde in 1951 type E, een viertakt. De vrouw van Fujisawa vond hem voor vrouwen te zwaar, dus verscheen in 1952 type F, de Cub, vervolgens de Supercub, het grootse verkoopsucces ter wereld.



Sinds 1958 zijn er 30 miljoen exemplaren van verkocht. 'Voortdurend internationaal denkend, stellen wij ons ten doel om voor een redelijke prijs hoogst bruikbare producten te leveren, die de klant, waar ook ter wereld, tevredenstellen,' zo luidde Honda's devies. In 1959 richtte hij dus in de VS als eerste Japanse constructeur een Supercub-fabriek op, helemaal in handen van Amerikanen. 'You meet the nicest people on a Honda,' liet hij de Amerikanen weten. In de advertenties zag je grootvaders met tuinkiel en strohoed, grootmoeders met brilletje en fruitmand, vaders met hun zonen achterop, een verliefd paartje, een moeder met haar supermarktzak achterop een glimmende, kleine Honda-motorfiets, tegen een voorzichtig vaartje rondtuffend. Honderdvijftig verschillende modellen maakte hij voor de Amerikanen. En ze waren er weg van. Vanaf 1962 volgden auto's, de Civic, Accord, Prelude, Legend. Ze deden het allemaal uitstekend. In 1964 kwamen er al 600.000 auto's en motoren uit de Honda-fabrieken tevoorschijn. In 1973 gingen Takeo en Soichio met pensioen. Honda had nooit een familiebedrijf gewild. Vanaf de eerste dag had hij getimmerd aan een modern concern met beursaandelen. Maar tot 5 augustus 1991, de dag van zijn dood zou hij altijd te vinden blijven op de onderzoeksafdelingen van zijn bedrijf of op de motor- en autocircuits waar ook ter wereld.

Geisha's en sak?

Honda bleef tot op hoge leeftijd de excentrieke man die hij al in zijn jonge jaren al was geweest. Hij sprak alleen Japans en kon niet behoorlijk schrijven. Wat volgens zijn vrienden de reden was waarom hij geen enkele diploma bezat. Zelfs geen vliegbrevet. Maar omdat het bedrijf een eigen vliegveld had en een eigen vloot, zat hij toch vaak aan de stuurknuppel. 'Ik kan niet stilzitten,' zei hij. Hij was altijd vol lof voor zijn vrouw, die een gekke man moest verdragen, en verheelde niet dat hij graag het gezelschap van de geisha's, de echte dan, opzocht. Hij moet zowat de enige man in Japan zijn geweest die de Naganta kon zingen, een lange cyclus van geisha-balladen die de hoogtepunten uit de geschiedenis van zijn land vertelden. 'Zoals chauffeurs en autocoureurs Sint Christoffel als patroonheilige hebben, zo is mijn beschermheer altijd de boeddhistische monnik Obinzuru geweest,' aldus Honda toen hij 84 was. 'Obinzuru was verzot op sak?. Zozeer dat hij op de sterfdag van Boeddha de enige was die Boeddha niet de laatste eer kwam bewijzen. Hij verdronk zijn verdriet in rijstwijn.'



Als de oude Honda de pers te woord stond was er altijd een legertje Honda-mensen in de buurt om 'opa' in de gaten te houden. 'Ze zijn als de dood voor mijn gekke verhalen, die soms een beetje zozo zijn,' aldus nog de oude baas.